Heeft u uw
financiële zaken
op orde?

Lees de checklist

Intermedis A & A

Zo werkt afschrijving (1)

Geplaatst op: 19-10-2016, 17:16:32

Bedrijfskosten mag je in het jaar dat ze opkomen ten laste brengen van je winst. Voor investeringen in bedrijfsmiddelen geldt echter een andere regel. Bedrijfsmiddelen komen in delen ten laste van je winst. Dit heet afschrijven. In dit eerste deel bespreken we de reguliere afschrijving en de bijzondere regeling die geldt voor afschrijving op bedrijfspanden.

Bedrijfsmiddelen
Iedere onderneming heeft zijn eigen specifieke bedrijfsmiddelen nodig. Wat een bedrijfsmiddel is voor de ene onderneming, hoeft geen bedrijfsmiddel te zijn voor een ander. In hoofdlijnen zijn twee soorten bedrijfsmiddelen te onderscheiden. Allereerst heb je de materiële bedrijfsmiddelen. Dit zijn de tastbare zaken zoals een computer en de inventaris. Daarnaast heb je nog immateriële bedrijfsmiddelen. Dit zijn de niet-tastbare zaken, zoals een vergunning of betaalde goodwill. Binnen een onderneming kunnen beide soorten aanwezig zijn.

Afschrijven
De aanschafkosten van bedrijfsmiddelen breng je niet in één keer ten laste van je winst. Over bedrijfsmiddelen die meer kosten dan €450, moet worden afgeschreven. Dit betekent dat je jaarlijks een stukje van de aanschafkosten ten laste brengt van je winst.

Aanschafkosten
Om de afschrijving van een bedrijfsmiddel te bepalen zijn een aantal factoren van belang. Allereerst moet je de aanschafkosten bepalen. Dit zijn niet alleen de kosten van het bedrijfsmiddel zelf maar bijvoorbeeld ook de kosten die je hebt moeten maken om het middel aan te schaffen of te laten plaatsen. Indien je subsidies of kortingen hebt ontvangen, moeten deze in mindering worden gebracht op de aanschafwaarde. Dit doe je ook indien de korting of subsidie pas wordt ontvangen nadat je het bedrijfsmiddel al hebt aangeschaft. Als je recht hebt op aftrek van BTW, moet je de kosten exclusief BTW meenemen voor de berekening. Heb je geen recht op vooraftrek, gebruik dan de bedragen inclusief BTW.

Restwaarde
Daarnaast moet je weten wat de restwaarde van het bedrijfsmiddel is. Dit is de waarde die het bedrijfsmiddel nog heeft, na afloop van de levensduur. De leverancier van het bedrijfsmiddel kan je helpen een goede inschatting te maken van deze restwaarde.

Levensduur
Als laatste moet je de levensduur van het bedrijfsmiddel bepalen. Een bedrijfsmiddel heeft een technische en een economische levensduur. De technische levensduur is de tijd waarna het bedrijfsmiddel technisch versleten is en niet meer gebruikt kan worden. De economische levensduur is de levensduur waarna het voor je onderneming geen nut meer heeft om het bedrijfsmiddel te gebruiken. Dit is bijvoorbeeld het geval wanneer je een nieuw bedrijfsmiddel nodig hebt om mee te kunnen gaan met de ontwikkelingen of wanneer het onderhoud te veel gaat kosten. De economische levensduur is in de regel korter en mag gebruikt worden om de afschrijving te berekenen.

Afschrijving berekenen
Als je bovenstaande factoren hebt bepaald, kun je de jaarlijkse afschrijving berekenen. Dit gebeurt meestal op basis van de lineaire methode waarbij jaarlijks eenzelfde bedrag wordt afgeschreven. De lineaire afschrijving bereken je door de aanschafkosten te verminderen met de restwaarde van het bedrijfsmiddel. De uitkomst deel je vervolgens door de levensduur. Ter verduidelijking een voorbeeld.

Stel je koopt een machine voor €10.000, de leverancier geeft aan dat je deze machine over 5 jaar nog zou kunnen verkopen voor €2.000. In totaal moet je dan €8.000 afschrijven. De verwachting is dat over 5 jaar een nieuwe machine uitkomt en de huidige machine dan geen economisch nut meer heeft voor je onderneming. De jaarlijkse afschrijving is dan €8.000 / 5 jaar = €1.600. Dit is gelijk aan een jaarlijkse afschrijving van 20 procent.

Maximale afschrijving
De levensduur verschilt per bedrijfsmiddel. Fiscaal moet je echter in minimaal 5 jaar afschrijven. De wet bepaalt namelijk een maximale afschrijving van 20 procent op jaarbasis. Voor goodwill geldt een maximale afschrijving van 10 procent. Goodwill moet dus in ten minste tien jaar worden afgeschreven.

In principe wijzig je de jaarlijkse afschrijving niet meer nadat je dit bedrag (of dit percentage) hebt vastgesteld. De afschrijving kan wel anders zijn indien je het bedrijfsmiddel in het jaar aankoopt of verkoopt. De afschrijving vindt dan plaats naar rato.

Bedrijfspand
Voor een bedrijfspand gelden afwijkende afschrijvingsregels. Allereerst zal de levensduur van een bedrijfspand een stuk langer zijn dan van bijvoorbeeld een machine. In de praktijk zie je vaak een levensduur tussen de 30 en 50 jaar. Daarnaast mag niet afgeschreven worden over de ondergrond van gebouwen.

Maximale afschrijving bedrijfspanden
De wet bepaalt dat gebouwen mogen worden afgeschreven tot maximaal de bodemwaarde. De afschrijving mag in een jaar ook niet meer bedragen dan het verschil tussen de boekwaarde en de bodemwaarde. De bodemwaarde van een bedrijfspand voor eigen gebruik is 50 procent van de WOZ-waarde. Voor een bedrijfspand dat verhuurd wordt geldt als bodemwaarde de WOZ-waarde.

Afschrijving op bedrijfspanden berekenen
De jaarlijkse afschrijving op bedrijfspanden is de aanschafwaarde van het pand verminderd met de waarde van de grond, verminderd met de restwaarde. De uitkomst hiervan wordt vervolgens gedeeld door de verwachte levensduur. Ter illustratie een voorbeeld.

Het bedrijfspand heeft een boekwaarde van €150.000, het pand wordt gebruikt voor de onderneming zelf. De WOZ-waarde van het pand over datzelfde jaar is €296.000, de bodemwaarde bedraagt dus €148.000. Indien de jaarlijkse afschrijving €3.000 is, zou de boekwaarde onder de bodemwaarde uitkomen. Dit jaar kan daardoor maar €2.000 worden afgeschreven, totdat de bodemwaarde is bereikt. Indien de boekwaarde €170.000 zou zijn, zou wel de gebruikelijke €3.000 kunnen worden afgeschreven.

Veranderingen WOZ-waarde

De WOZ-waarde wordt jaarlijks bepaald door de gemeente. Het is dus mogelijk dat de WOZ-waarde en daarmee de bodemwaarde jaarlijks verandert en het niet meer of juist weer wel toelaat om af te schrijven.

Indien de WOZ-waarde hoger wordt vastgesteld, betekent dit dat de bodemwaarde stijgt, waardoor minder kan worden afgeschreven. Indien de WOZ-waarde daarentegen daalt, daalt ook de bodemwaarde en kan meer worden afgeschreven.

Een voorbeeld, de WOZ-waarde van het bedrijfspand was vorig jaar €100.000. De WOZ-waarde van dit jaar wordt vastgesteld op €120.000 waardoor de bodemwaarde van €50.000 naar €60.000 gaat. Indien de boekwaarde van het bedrijfspand €60.000 is, kon eerst nog worden afgeschreven maar nu niet meer.

Indien de WOZ-waarde dit jaar €80.000 is, daalt de bodemwaarde echter van €50.000 naar €40.000. Wanneer de boekwaarde vorig jaar €50.000 was, kon toen niet worden afgeschreven en nu weer wel.

Als de boekwaarde onder de bodemwaarde komt door veranderingen in de bodemwaarde, hoef je geen winst te nemen (je hoeft het bedrijfspand niet op te waarderen op de balans). Indien de boekwaarde weer boven de bodemwaarde komt, mag je opnieuw afschrijven maar verloren afschrijvingen mag je niet inhalen.

Bron: www.bc.nl van 18 oktober 2016

Ga terug naar de vorige pagina